interview Lauel Rahaël
‘Het lukt ons steeds om kennis en kunde van hovenier op hovenier door te geven.’
Hovenier en boomverzorger Lauel Rahaël had niet gedacht dat hij teamleider van de tuindienst van Paleis Het Loo zou worden. Hij kon op school moeilijk stilzitten, was ondernemend: ‘Ik leerde door dingen te doen, zien en ervaren’. Hij ging naar de bosbouwschool in Apeldoorn en de vervolgopleiding in Velp, maar maakte die niet af: ‘Ik had genoeg geleerd en wilde mijn eigen boontjes doppen’. Lauel ging samen met een compagnon de bosbouw in en werkte ook als hovenier: ‘Bomen zagen, zaaien en kweken, tuinen aanleggen, planten verzorgen en neerzetten. Heel divers en leuk’.
De bosbouwschool lag vlak bij het paleis. Je dacht: daar ga ik later werken.
‘Nee, nee, ik was lekker bezig. Maar mijn compagnon kreeg een vervelend ongeluk. Ik werkte soms al voor een hovenier, daar kon ik fulltime terecht. Hij leende personeel uit aan Het Loo. We moesten de barokhaagjes knippen. Dat mocht niet met gemotoriseerd materiaal, dat was te lawaaierig voor het publiek, het moest met een heggenschaar. Touwtje erlangs en dag in dag uit buxus met het handje knippen’.
Hoe was dat?
‘Na afloop ben ik naar mijn baas gegaan en zei: ‘‘Dit was eenmalig, ik wil daar nooit meer heen’’. Het jaar erop kwam hij met het goede nieuws dat ik er weer heen mocht … en weer voor de buxus. Gelukkig vroegen ze of ik kon omgaan met machines. Ik dacht aan grote machines als een atlaskraan, maar het ging om een maaiertrekker. Toen mocht ik overal maaien en dat was hartstikke leuk. Vrij vlot erna kwam er een plekje vrij en vroegen ze me te solliciteren’.
Je zei meteen ja.
‘Alweer nee! Ik had het heel goed naar mijn zin bij het bedrijf waar ik werkte. Had een eigen bus, deed zelf inkopen, kreeg een opdrachtbrief mee, klaarde de klus en zorgde ervoor dat de klant tevreden was. Nul zorgen, ik twijfelde. Maar wie niet waagt, wie niet wint. Ik wist dat ik het door Nederland rijden en overal en nergens tuinen verzorgen en aanleggen zou gaan missen, maar ik ben het avontuur aangegaan’.
En nu teamleider.
‘Dat is geleidelijk gegaan. Bij mijn indiensttreding hadden ze iemand nodig voor de OR. De tuindienst bestaat uit werkers, maar ik dacht ‘‘laat ik maar gelijk in het diepe springen’’. Daar heb ik veel van geleerd, ik droeg allerlei ideeën aan, ook op de werkvloer. Toen de nieuwe directie er was, kwam er een vacature voor meewerkend voorman. Dat was een kans om mijn ideeën vorm te geven’.
Ben je ineens ‘baas’ van je collega’s.
‘Ik dacht als ik dit ga doen, dan doe ik natuurlijk mijn best, maar wist ook dat ik weerstand ging krijgen, dat het een lange periode zwaar zou worden. Ik heb een pittige tijd gehad, maar dankzij enige eigenwijsheid en volharding kwam ik er doorheen. Het hielp dat ik elke keer uitlegde waarom dingen anders moesten en ook een brug kon slaan tussen mijn team en de directie en andersom. Het is namelijk geen eenrichtingsverkeer’.
Wat veranderde er?
‘Het was niet zozeer dat we een paar planten verplaatsen. Voorheen was de tuin ons werkveld en de bezoeker de gast. Dat veranderde. Grasdelen waren nu toegankelijk voor bezoekers. Tijdens de Prinsen- en Prinsessendagen zijn er honderden kinderen in de tuin, die er ook spelletjes doen. Dit was een grote omschakeling voor de tuindienst’.
Dat was vast niet alles.
‘We werken al vrij lang zonder chemische bestrijdingsmiddelen. Terug naar de basis eigenlijk: hoe blijft een gewas gezond en sterk en raakt het minder snel ziek, wat zit er in de grond en wat kun je toevoegen? Hier ging een nieuwe wereld voor ons open’.
“Ik heb een pittige tijd gehad, maar dankzij enige eigenwijsheid en volharding kwam ik er doorheen.”
“Wat we straks wel en niet mogen, zijn serieuze vraagstukken, waarop we antwoorden moeten geven.”
“De vleermuizen, marters en eekhoorns moesten tijdelijk andere plekken vinden.”
En die verhuizing hebben jullie geregeld?
‘Dat hebben wij inderdaad geregeld! We plaatsten marterkasten, vleermuiskasten, kasten voor eekhoorns en egels, vogelkasten, legden houtwallen aan, verplaatsten eiken stobben – dat zijn paringsplaatsen. Het voordeel was dat we tegen Kroondomein Het Loo aanliggen, dus bivakkeren bij de buren konden de dieren ook prima. Het is trouwens mooi om te zien hoe superstrak de nieuwe aanplant erbij staat. En die bomen spruiten voort uit het DNA van zaden van de gerooide bomen. Wat hier ooit stond, staat er nu weer’.
Hoe kijkt een teamleider van de tuindienst naar de ondergrondse uitbreiding?
‘Enkele jaren voordat de nieuwbouw begon, was ik in Japan. Daar zie je op veel plekken oud en nieuw naast elkaar, heel gaaf om te zien. Ik moest er gelijk aan denken. En de tijd verandert, je wil bezoekers anders en beter ontvangen, je wil andere dingen laten zien. Dan is zo een combinatie nodig. Vroeger hadden we alleen een krant en geen iPad of mobiele telefoon. Nu hebben we en-en, je kunt op papier of op je tablet een krant lezen. Zo kijk ik ook naar de uitbreiding’.
En hoe gaan jullie om met klimaatverandering?
‘Wij hebben verstand van het groen, klimaatverandering is iets anders. We ondervinden de gevolgen. Afgelopen jaar mochten we voor het eerst niet overdag beregenen, omdat het grondwaterpeil te veel was gedaald. Wat we straks wel en niet mogen, zijn serieuze vraagstukken, waarop we antwoorden moeten geven. Gaan we water bufferen, hoe leggen we die watervoorraden aan, ofwel hoe kunnen we gebruikmaken van de te natte winters?’.
Hoe ziet jouw tuin eruit?
‘Het huis van de schilder staat nog niet in de verf … een aantal jaar geleden zijn we verhuisd wegens gezinsuitbreiding. De tuin ziet er nagenoeg hetzelfde uit zoals de vorige bewoners hem achterlieten. De beplanting heb ik links en rechts wel flink moeten snoeien, en heb een kiwiplant opgekalefaterd. Die gaf dit jaar vijf kiwi’s, heel bijzonder. Op Het Loo kan ik genoeg in de tuinen werken en genieten. Mijn tuin is vooral praktisch en een plek waar de kinderen kunnen spelen. Kunstgras? Nee natuurlijk niet. We gaan wel voor echt groen en biodiversiteit!’.
Enkele bomenlanen waren een serieus probleem.
‘Dat waren ze al een tijdje. De winters zijn natter. De bomen staan dan in een voetenbadje. Ze hebben geen blad en kunnen dan het vocht niet kwijt. Ze kwijnen, verzuipen, krijgen last van schimmels. En de zomers zijn droog en heet. Dan drogen ze uit, hebben ze minder weerstand, vooral de oudere bomen. Ze kunnen het vocht wat er is niet naar boven pompen, waardoor insecten bovenin schade berokkenen. En er vielen er steeds meer om’.
En toen?
‘We wisten: kappen en herplanten. Ook enkele eiken. Nauwlettend hielden we de oude reuzen in de gaten en met regelmaat kwam er een expert die ze controleerde en ons advies gaf. Toen viel er plotseling eentje om. Deze had niemand zien aankomen, maar het was voor ons een helder signaal. Als we ondanks alle onderzoeken de veiligheid niet kunnen garanderen, ben je al een grens overgegaan’.
Deden jullie de kap zelf?
‘We houden ieder jaar een zaagronde, eenvoudig kap- en snoeiwerk doen we zelf. Dit waren bomen van formaat, ze stonden dicht bij gebouwen, er liep af en toe publiek. Een gespecialiseerd extern bedrijf heeft de kap verzorgd. Ze hadden ook technieken om de boom gecontroleerd op een gewenste plek te laten vallen, bijvoorbeeld naast in plaats van op een dassenburcht’.
Had je er moeite mee?
‘Natuurlijk. Je laat die oude bomen het liefst staan, zodat ze generaties meegaan. Maar het kon niet anders. En in die bomen zitten veel holtes die voor allerlei beestjes een prima verblijf zijn, een soort flatgebouwen. Je haalt met het kappen ook het leven eruit. We renoveren de lanen weliswaar, maar in de jonge bomen kunnen die beestjes nog lang niet verblijven. De vleermuizen, marters en eekhoorns moesten tijdelijk andere plekken vinden’.