top of page

interview Dikkie Scipio

'Als architect probeer je een gebouw te ontwerpen dat de fantasie prikkelt om het op meerdere manieren te gebruiken. Je kunt in de grand foyer een bal organiseren of een rave.'

Min of meer?

‘Je houdt je natuurlijk aan de spelregels. Maar bouw een kathedraal, een huis van God, dat is een hele andere opgave dan dat dossier met ‘‘we willen hier enkele ruimtes, in het midden hebben we dit bedacht en er moeten daar facilitaire voorzieningen komen’’. Als architect probeer je een ontwerp te maken op basis van je visie, wat een museum moet zijn. Die visie kan anders zijn dan die van de opdrachtgever. Het is echt superleuk als een klant vraagt wil je meedenken over wat we zouden kunnen doen, wat het zou kunnen betekenen’.

 

Hoe verhouden je ontwerpen zich tot de resultaten?

‘In het algemeen lijken mijn resultaten nogal op het beginidee. Dat resultaat moet je vanaf het begin kunnen visualiseren, dan weet je ook waarop je moet sturen of ingrijpen. Renders zeggen te weinig, dat zijn gefixeerde, bevroren standpunten. Ik probeer altijd uit te leggen dat een mens zo niet in elkaar zit; je loopt naar voren, stapt opzij, beweegt je hoofd, je krijgt veel meer mee van de ruimte. Ik wil graag dat de mensen op ons bureau snappen wat de essentie van het concept is en dat ze dat kunnen doorvoeren, dat ze bij elke beslissing weten … dit is de kern, hier gaat het om’.

 

Voorbeeld?

‘Neem de wijze van beplating en welk materiaal je daarvoor gebruikt. Als je marmer om en om stapelt, voelt de ruimte massiever aan, het heeft meer aandacht gekregen. Als je de platen naast elkaar plaatst, dan is het net behang en veel minder iets op zichzelf. Door te stapelen is de marmeren beplating onderdeel van het totaal. Dit zijn kleine maar doorslaggevende beslissingen voor het eindresultaat’.

Het paleis zelf is minder belangrijk geworden door de uitbreiding.

‘Nee, dat vind ik helemaal niet! Het paleis is op een voetstuk geplaatst, alles is ten dienste van het paleis. En … je ziet de uitbreiding helemaal niet. Als je bij de bassecour bent en je kijkt door de vijver naar beneden, dan zie je een glimp van het nieuwe. Als je beneden bent, dan is het paleis even uit zicht, maar als je de grand foyer inloopt, zie je een glimp van het paleis. Die balans maakt het ene niet meer of minder belangrijk dan het andere. De nieuwbouw is de opmaat tot het paleis’.

 

Wat is de rol van een architect bij de bouw?

‘Wij zijn er heilig van overtuigd dat architectuur niet een schets is die je overdraagt aan de bouwers. Architectuur en bouwen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Als we tekenen, anticiperen we al op de bouwvolgorde of welke materialen je bij elkaar brengt. We proberen alles zo goed en volledig mogelijk op papier te krijgen, maar er zijn talloze variabelen die dingen anders laten uitpakken dan wat jij in je prachtige digitale omgeving hebt gecreëerd’.

Zoals zand, modder, water?

‘Zeker … en mensen. Wij zijn vanaf het begin van de bouw aanwezig. Ook bij bouwvergaderingen. Zo weten we wie wat doet, hoe en waarom. Een goede band met de bouwers is essentieel om onder meer wijzigingen in de volgordelijkheid of oplossingen voor problemen te bespreken. Die aanwezigheid is wat mij betreft onderdeel van het vak. Weten wat de essentie is, weten hoe iets werkt of zal gaan, want het gaat niet om probleemoplossing, maar om problemen vóór te zijn: ‘‘Houd dat of dit in de gaten, let op, dit is een lastig detail’’.

Hoe kwam je op het idee om van de bassecour een vijver te maken?

‘Dat was het allereerste wat we bedachten. Want … je gaat iets onder de grond bouwen … hoe moet je dat doen, hoe maak je er toch een interessante ruimte van? Ik ben een groot voorstander van daglicht in musea en dat kon alleen als de grasdelen op het voorplein vervangen zouden worden door glas met een laag water eroverheen, zodat het daglicht erdoorheen zou vallen. Dat was alles, eigenlijk’.

Je vertelde dat het ook om de spiegeling ging.

‘Dat is het thema van het ontwerp. Er is spiegeling op alle vlakken, letterlijk en figuurlijk. Het paleis spiegelt in de bassecour, je ziet je spiegelbeeld en het refereert aan zowel de vele spiegels in het paleis als alles wat spiegelend is in de ondergrondse uitbreiding. Bladmotieven verwijzen naar de bloemen en insecten in de tuin. Materialen als hout en marmer, de lambrisering, ze komen voor in oud en nieuw. Een detail, maar bijzonder, een spiegeling in tijd; de jaaraanduiding op het Corps de Logis spiegelt met die boven de nieuwe ingangen, 1686 versus 2022’.

Is het mooi geworden?

‘Het is een misverstand dat architectuur vooral over esthetiek gaat. Een groot deel moet op zijn plek vallen voordat de esthetiek een rol gaat spelen. Eerst los je dat logistieke puzzeltje op. Dat alles lekker loopt en vanzelfsprekend aanvoelt, dat er ordening is in de ruimtes. Je kunt in de nieuwbouw van de ene naar de andere ruimte lopen, maar ze ook een voor een benaderen. De laatste laag, de esthetiek, moet er niet alleen aan het einde zijn, maar ook doorgevoerd in ieder detail’.

Andere vraag dan: is het gelukt?

‘Het paleis vertelde me dat ze meer hebben gekregen dan ze hebben gevraagd of hadden verwacht’.

Dikkie Scipio studeerde industriële vormgeving, interieurdesign en toegepaste kunsten aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Na een opleiding als architect aan de Rotterdamse Academie van Bouwkunst sloot ze zich in 1995 aan bij Claus en Kaan Architecten, waar ze in 2002 partner werd. In 2014 hield Claus en Kaan Architecten op te bestaan. Samen met Kees Kaan en Vincent Panhuysen vervolgde Scipio haar carrière onder de naam KAAN Architecten, het bureau dat de ondergrondse uitbreiding van Paleis Het Loo ontwierp: ‘Als je gelaagdheid in je ontwerp hebt, kun je ook een verhaal vertellen’. Wat is het verhaal van Dikkie Scipio?

Je hebt een brede opleiding. Waarom wilde je architect worden?

‘Niet per se om gebouwen te ontwerpen, maar omdat ik geïnteresseerd ben in veel en verschillende onderwerpen. En ik had uitgevogeld dat je als architect al die onderwerpen onder een paraplu kunt brengen. Als ik wil spreken, kan ik spreken. Wil ik schrijven, dan schrijf ik. Als ik iets met mijn handen wil doen, wat voor ambacht dan ook, dan kan dat. Onderwijs geven, films maken, je kunt het zo gek niet bedenken wat er onder die paraplu schuilgaat. Van filosofie tot de laatste digitale technieken, alles past er op een of andere manier in, je kunt alles integreren in je beroepspraktijk’.

 

Je bouwt. En je renoveert, breidt uit. Is er een verschil in benadering?

‘Als je helemaal nieuw bouwt, verdiep je je in de context en de opgave, en je zoekt naar iets wat passend is bij het gebouw. Bij een renovatie en uitbreiding komt er nog een laag bij, de historie. Je zoekt uit wat er is, wat wel en niet gewaardeerd wordt, hoe zwaar of licht de architectuur is. Wat ik altijd erg belangrijk vind, is dat de nieuwbouw een balans vormt met dat wat er al staat, dat er een dialoog ontstaat. In mijn optiek slaag je niet als je het bestaande overmeestert, maar ook niet als je totaal iets anders toevoegt, bijna als een kritiek op het bestaande’.

 

Zo ging het wel.

‘Dat was inderdaad heel lang gangbaar. Als je een aanpassing deed aan een monument, moest die reversibel én heel duidelijk herkenbaar … anders zijn. Dat is niet wat ik doe, de gebruikers hebben daar geen boodschap aan. Ik denk dat het goed is om erfgoed, zelfs gebouwen die nog niet die status hebben, op zo’n manier te behouden dat mensen het gebouw en de uitbreiding willen gebruiken, willen omarmen’.

Toen kwam Paleis Het Loo. Ingenieur en architect Wouter Davids stelde: ‘Het museum vormt voor hedendaagse architecten ongetwijfeld een van de meest belangwekkende en prestigieuze bouwopdrachten, vergelijkbaar met de bouw van een kathedraal in het verleden’. *

‘Ja dat is wel een beetje zo. De opgave is namelijk heel interessant. Je moet nadenken over de verhouding tussen alle kunstén. Ik gebruik nadrukkelijk het meervoud, omdat het bij musea om een breed spectrum gaat. De ruimte, het licht, de omgeving of natuur, historie en collectie. Hoe kun je daar op een boeiende manier mee omgaan? Er is de laatste jaren wel iets gebeurd. Veel wordt van tevoren vastgelegd in een dossier met de titel Programma van Eisen, waaraan je je min of meer moet houden’.

“Als architect probeer je een ontwerp te maken op basis van je visie, wat een museum moet zijn.”

“Het paleis is op een voetstuk geplaatst, alles is ten dienste van het paleis.”

“De laatste laag, de esthetiek, moet er niet alleen aan het einde zijn, maar ook doorgevoerd in ieder detail.”

* Wouter Davids, Bouwen voor de kunst? Museumarchitectuur van Centre Pompidou tot Tate Modern (Gent 2006), 13.

bottom of page